Rode palmkever

Terug

De rode palmkever (Rhynchophorus ferrugineus) is een keversoort die oorspronkelijk uit het tropisch deel van Azië komt.

Spanje was het eerste Europese land waar de rode palmkever (Rhynchophorus ferrugineus) in 1993 arriveerde. Dat was in Granada, via geïnfecteerde palmen die uit Egypte en andere Noord-Afrikaanse landen afkomstig waren. Sindsdien heeft de kever zich ook over andere Europese landen verspreid. Sinds 2006 gaat die verspreiding steeds sneller en komt de kever ook in andere werelddelen voor. Zo werd ze in 2010 voor het eerst in Californië (Verenigde  Staten) gesignaleerd.

De levenscyclus van de rode palmkever heeft vier fasen (ei, larf, pop en volwassen insect) en deze cyclus duurt ongeveer 200 dagen. Het ei is wit, cilindervormig en tussen de 1 en 2,55 mm groot. Na drie dagen komt het uit. De larf leeft ongeveer negentig dagen en ze groeit in die periode van 2 mm naar 5 cm. Om te groeien voedt de larf zich met het witte, zachte weefsel binnenin de palm. Dit is het gebied waar de palm groeit en daarom zorgt het insect ervoor dat de palm veel schade oploopt en uiteindelijk sterft. Binnen in de pop verandert de larf in een kever, dat proces duurt 15 tot 30 dagen. Het volwassen exemplaar is een rood van kleur, het leeft tussen de 45 en 90 dagen. Een vrouwtjeskever kan meer dan 200 eieren leggen. Ze legt deze verspreid neer, verborgen tussen het palmweefsel. De eitjes vallen daarom nauwelijks op.

De mannetjes zijn van de vrouwtjes te onderscheiden door een soort ‘snorharen’ in hun lange snuit.

De belangrijkste palmensoorten die door de rode palmkever worden aangetast, zijn die van de familie Phoenix, bij voorkeur de Phoenix canariensis (Canarische dadelpalm) en de Phoenix dactylifera (dadelpalm). De Canarische dadelpalm is favoriet bij de rode palmkever, vooral mannetjesbomen tussen de 3 en 4 meter hoog. Dadelpalmen zijn heel kwetsbaar aan de basis, bij hun aftakkingen.
Andere soorten palmen worden ook aangetast maar in mindere mate, bijvoorbeeld de Cocos nucifera (kokospalm) en de Elaeis guineensis (oliepalm). Er zijn gevallen bekend dat de rode palmkever ook andere plantensoorten aantastte, zoals de Washingtonia, de Trachycarpus fortuneii en de Chamaerops humilis (Europese dwergpalm).

De omgevingstemperatuur is een belangrijke factor bij de ontwikkeling en groei van de rode palmkever. Bij temperaturen onder de 13ºC kunnen de eieren niet uitkomen en wordt het moeilijk voor de larven om te overleven. Hoge temperaturen, vooral als deze boven de 25ºC uitkomen, zijn juist heel gunstig voor de ontwikkeling van eieren en larven.
Vanwege deze afhankelijkheid van de temperatuur is de rode palmkever nauwelijks actief in de wintermaanden. Vanaf februari en vooral vanaf maart, als het mooie weer een aanvang neemt, begint de kever actief te worden. De activiteit loopt op tot een maximum in de zomer en stopt weer in november.

Het is niet gemakkelijk te ontdekken of een palmboom aangetast is. De eerste tekenen zijn vaak subtiel en kunnen worden verward met andere plagen.
Enkele van de meest voorkomende kenmerken zijn:

  • De aanwezigheid van gaten in de jonge bladeren
  • De aanwezigheid van volwassen snuitkevers. In de zomer zijn deze dieren overdag heel actief.
  • Het aftakelen van de kroon.  In dit geval bevindt de besmetting zich al in een vergevorderd stadium, waarin de jonge bladeren aangetast tevoorschijn komen.

Voor de bestrijding van de larven en de volwassen palmsnuitkevers adviseren we de bomen te behandelen met insect parasitaire nematoden en het verbeteren van de conditie van de palm. Hiervoor adviseren we Natusys.
Het plaatsen van feromoonvallen helpt de uitbreiding van de populatie te voorkomen omdat veel volwassen palmsnuitkevers worden gevangen en die kunnen niet meer voor nakomelingen zorgen.